Hoe is het nu met oud-kermisbaas Erik de Ridder?
Vijf jaar lang had Erik de Ridder één van de leukste banen van Nederland. Als kermiswethouder was hij de baas van de grootste kermis van de Benelux. Anderhalf jaar geleden stopte De Ridder en droeg hij het stokje over aan Rolph Dols. Hoog tijd om even bij te kletsen!
De Ridder begon in 2010 als wethouder in Tilburg en kreeg in 2014 de kermis onder zijn hoede. In het programma Hoe is het nu met vertelt De Ridder dat hij het wethouderschap toch wel mist. ”Ik zou liegen als ik zou zeggen dat het niet zo is. Ik mis het natuurlijk enorm, zeker de kermis.”
Erik de Ridder in actie als kermiswethouder, dat ziet er zo uit:
Het is De Ridder vooral bijgebleven hoe druk hij het altijd had. ”Het was voor mij altijd twee weken niets anders aan mijn hoofd dan de kermis. (…) Een soort van marathon was het. Ik vond het fantastisch. Het was één grote rush, net zoals de kermis dat is.”
Watergraaf
Tegenwoordig werkt De Ridder als watergraaf, waardoor hij zich bezig houdt met zaken als rioolwater en sloten en beken. Heel anders dan het kermiswethouderschap vindt hij zijn nieuwe baan niet. ”Het is eigenlijk hetzelfde als wat ik deed toen ik wethouder was, namelijk vooral koffie drinken”, grapt hij.
In zijn hoedanigheid als watergraaf is hij een stuk minder zichtbaar. Maar dat maakt zijn werk niet minder belangrijk. Mensen gaan volgens hem steeds meer van het waterschap merken, onder andere door de forse buien die we vaak zien en de extreme droogte.
De aflevering van Hoe is het nu met met Erik de Ridder kun je hier terugkijken:
De oud-kermiswethouder is blij dat er ook dit jaar gewoon een kermis is in Tilburg. Toen bekend werd dat kermissen weer gehouden mogen worden, heeft zijn opvolger Rolph Dols het evenement in no-time georganiseerd. ”Het was ook echt wel iets voor mij geweest om het zo te doen”, zegt De Ridder daarover.
Exploitanten
Hij is vooral blij voor de kermisexploitanten, die vanwege corona maandenlang zonder inkomsten zaten. ”Die hebben een hele zware tijd achter de rug. En ze zitten er nog steeds middenin. Dus ik ben heel blij dat er op deze manier toch iets kan zijn en dat Tilburg een soort testcase kan zijn voor andere plekken.”